Onze schoolvisie

  • Waarom?

    Een taak van de school is gezondheidsbevordering. Dit betekent: een omgeving creëren waarin iedereen in staat wordt gesteld meer controle te krijgen over zijn gezondheid en deze te verbeteren. Educatie gaat hand in hand met een schoolbeleid dat aandacht heeft voor de schoolomgeving, de beschikbaarheid van gezonde keuzes en de beperking van ongezonde keuzes.

    Elk kind heeft recht om op elk moment als het nodig is naar het toilet te gaan.
    • Hoe beperken we misbruik tijdens de lesuren? Hierover worden duidelijke afspraken gemaakt met de leerlingen bij aanvang van het schooljaar en met de ouders tijdens de klasweetjesavonden.
    • Hoe beperken we misbruik tijdens de speeltijden? De bewakende leerkrachten proberen consequent te zijn: één verwittiging, daarna straf (verwijdering van de speelplaats).
    • Een kind dat voldoende drinkt, moet minstens 5 à 6 maal per dag naar het toilet.
    • Tijdens de turnles gaan de kleuters naar het toilet voor gehandicapten van de lagere school, omdat daar een voetsteun voorzien is.
    • Kinderen moeten leren om meer tijdens de speeltijd naar het toilet te gaan. Een klok op de speelplaats helpt hen om de tijd in te schatten.
    • Tijdens de middagpauze staat de deur van de hal open tot 12.15 uur en kunnen de leerlingen van de LS vrij naar het toilet gaan. Daarna wordt deze deur gesloten (niet op slot) en vragen ze toestemming om naar het toilet te gaan. (Op deze manier trachten we spelen in de toiletruimte te voorkomen).
    Aangepast sanitair
    De school voorziet in gepaste toiletfaciliteiten: kleuters, jongens en meisjes van de lagere school, kinderen met een fysische handicap.
    • Plassen is een kwestie van ontspannen: zittend plassen met de voeten goed gesteund.

    • Privacy en rust creëren de ideale situatie om op zijn gemak zijn plasje kwijt te kunnen.
    Schoonmaakbeleid en bewaking
    Leerling én school zijn verantwoordelijk voor de netheid en hygiëne van de sanitaire ruimtes.
    • Alle toiletten worden dagelijks gecontroleerd: is er voldoende zeep en WC-papier?
    • De wastafels worden dagelijks proper gemaakt.
    • De handdoeken worden dagelijks vervangen.
    • In de toiletten van de LS in de hal wordt elke dag de vloer gedweild, boven gebeurt dit maar één keer per week.
    • De toiletten van de KS worden dagelijks gepoetst.
    • Er zijn voldoende vuilnisbakjes aanwezig.
    • We proberen de leerlingen zelf verantwoordelijk te stellen om de boel proper te houden. Hiervoor werden er pictogrammen aangebracht.
    Handen wassen en afdrogen?
    Goede gewoonte aanleren: eerst plassen, dan wassen

    Water voor iedereen
    • Heeft elk kind onbeperkt toegang tot gratis water wanneer er nood aan is? (Kinderen die geen drank bij hebben in de eetzaal of er niet voor betalen, krijgen altijd water.)
    • Na het sporten en ook bij warm weer mogen alle kinderen altijd drinken.

    • Elke klas bepaalt zelf hoe dit gebeurt: drinken uit bekers, rondgaan met kan, vullen aan de kraan, flesjes op de bank,…
    • Dagelijks moeten kinderen 1,5 l vocht innemen.
    • Te weinig drinken veroorzaakt: uitdroging, vermoeidheid, concentratiemoeilijkheden, buikpijn, hoofdpijn, …
    • Volwassenen moeten het goede voorbeeld geven.
  • Werken aan de schooleigen christelijke identiteit.

    In onze school worden de kinderen georiënteerd op hun persoonlijke levensbeschouwelijke ontwikkeling. We willen het christelijke geloof voor kinderen toegankelijk maken, zonder het op te dringen. Hierbij hebben we aandacht voor christelijk geïnspireerde waarden: rechtvaardigheid, geborgenheid, vergevensgezindheid, verdraagzaamheid, hulpvaardigheid, eerlijkheid, respectvol en liefdevol samenleven en gelijkheid.
    Tijdens de godsdienstlessen worden deze waarden aangeboden die verder aandacht krijgen gedurende de hele dag. We proberen deze waarden ook naar ouders en collega’s waar te maken. Gedurende het hele jaar besteden we aandacht aan de symbolen en de rituelen van het Kerkelijk Jaar.
    We willen ons profileren als een dialoogschool, m.a.w. we willen bewust openheid creëren naar de verschillende levensvisies en levenshoudingen. Daarom proberen we tijdens de godsdienstlessen aandacht te besteden aan andere godsdiensten en culturen en zo de kinderen hiermee vertrouwd te maken. Kinderen die thuis een ander geloof belijden, krijgen kansen om te vertellen over hun feesten (bv. Offerfeest) en tradities (bv. hun manier van bidden). Het is onze overtuiging dat we op deze manier onze katholieke schoolidentiteit verrijken. We willen dan ook trots zijn op onze naam “Sancta Maria”.

    ‘Sancta Maria’: een katholieke school die bewust en actief ernaar streeft opvoeding en onderwijs in het teken van Jezus Christus te stellen.
    Meerdere keren per jaar zijn we solidair en zetten we ons in voor minderbedeelden (zieken, armen, oudere,…) We voorzien momenten om te bidden en te vieren in gemeenschap met elkaar en dit 4 keer per jaar: begin schooljaar, voor Kerstmis, voor Pasen en einde schooljaar. Deze vieringen worden samen met de kinderen van de lagere school voorbereid. Soms worden hier ook ouders bij betrokken. We zorgen dagelijks voor bezinningsmomenten: in de klas bidden we het dagelijks ochtendgebed en in de eetzaal bidden we gezamenlijk voor het eten.

    Solidariteitsacties :

    • Adventsactie met een hoge betrokkenheid van de kinderen en ondersteuning van de ouders.
    • Het goede doel wordt bepaald in samenspraak met de ouders.
    • De derde graad gaat elk jaar zingen op de geriatrieafdeling van het plaatselijk woon- en zorgcentrum.

    Verbondenheid met de ouders:

    • Boeteviering samen met de ouders van het tweede leerjaar (als voorbereiding op de eerste communie)
    • Afscheidsfeest van het zesde leerjaar

    We beleven dagelijks het christelijk geloof, maar in het bijzonder op de intense momenten van vreugde en pijn, van lukken en mislukken: rouwbegeleiding a.d.h.v. rouwkoffers die door het team werden samengesteld voor de kleuter- en de lagere school. Samen proberen we elke dag te bouwen aan een warme schoolgemeenschap. Hierbij willen we vooral uitgaan van het uniek zijn van elke leerling. Ieder kind heeft specifieke talenten en beperkingen, die gaandeweg doorheen de schoolcarrière ontdekt zullen worden.
    Samen willen we ook proberen om de droom van God waar te maken: een wereld van vrede en gerechtigheid. Dit is een ultieme verbondenheid die we samen willen nastreven door aandacht te hebben voor alle leerlingen en leerkrachten. Het welbevinden van iedereen vinden we dan ook heel belangrijk en dit willen we opvolgen via bevragingen, (kind)gesprekken en teambuildings. Als leerkrachten willen we tussenkomen in het leven van jonge mensen in de hoop dat onze tussenkomst hen groter en menselijker maakt.

    Werken aan een geïntegreerd onderwijsinhoudelijk aanbod

    We trachten op onze school te werken aan de harmonische ontwikkeling van de hele persoon via de ontwikkeling van verschillende competenties die kinderen nodig hebben om goed te kunnen functioneren in de hen omringende wereld. Deze specifieke inzichten, kennis, vaardigheden en attitudes zijn terug te vinden in de leerplandoelen bij de verschillende leergebieden. In de kleuterschool wordt uitgegaan van de ontwikkelingsdomeinen, waarbij de ontwikkelingsaspecten worden ondersteund door de leerplandoelen.
    De woorden “harmonische ontwikkeling van de hele persoon” willen we vulling geven door specifiek aandacht te geven aan de talenten van onze kinderen. We willen hen enerzijds aanmoedigen deze verder te ontwikkelen, maar anderzijds willen we hen er ook bewust van maken dat talenten die minder uitgesproken zijn toch kunnen ontwikkeld worden mits gebruik van doorzettingsvermogen, inventiviteit en creativiteit.
    Opdat kinderen een goed zicht zouden krijgen op hun talent(en) hebben zij een gids nodig. Onze leerkrachten willen zo een gids zijn door samen met hen positief-kritisch te leren reflecteren.

    Via de opdeling in leergebieden en ontwikkelingsdomeinen gaan we gestructureerd en systematisch werken. In onze basisschool onderscheiden we 7 leergebieden: bewegingsopvoeding, Frans, godsdienst, muzische opvoeding, Nederlands, wereldoriëntatie en wiskunde. Binnen een aantal leergebieden onderscheiden we bijkomend onderliggende leerdomeinen. Daarnaast zijn er nog leergebied overschrijdende thema’s: leren leren, relationele vorming via sociale vaardigheden en mediaopvoeding.
    Frans bieden wij formeel aan in het vijfde en zesde leerjaar, maar vanaf het derde leerjaar krijgen de leerlingen als voorbereiding al taalinitiatie een aantal keren per week. Het accent ligt hierbij vooral op het communicatieve.
    Met het schoolteam bewaken we de horizontale en de verticale samenhang. De leerkrachten bewaken de horizontale samenhang door verbanden te leggen tussen de verschillende leergebieden. De verticale samenhang bewaken we met het team door systematisch bij elk leergebied de ontwikkelings- of leerlijn in kaart te brengen.

    Werken aan een stimulerend opvoedingsklimaat en een doeltreffende didactische aanpak.
    • Een positief en veilig leerklimaat
      We zijn van mening dat een kind dat zich niet goed voelt op school niet tot leren kan komen. Daarom geven we hieraan het hele schooljaar door (maar vooral bij het begin van het schooljaar) veel aandacht via het organiseren van allerlei activiteiten op klasniveau en op schoolniveau. We vinden het ook belangrijk om ervoor te zorgen dat kinderen niet gestigmatiseerd worden door voortdurend te werken in heterogene groepen en gebruik te maken van allerlei vormen van samenwerking. Onze leerkrachten maken hun leerlingen duidelijk dat fouten maken mag en dat het deel uitmaakt van het leren.
    • Werkelijkheidsnabij onderwijs gericht op betekenisvol leren
      Door de werkelijkheid op te zoeken buiten de klas en door allerlei media de klas binnen te brengen, zetten we onze leerlingen aan tot exploratie en belevend leren. Op deze manier kunnen we bij het leren vertrekken vanuit betekenisvolle situaties, zodat onze kinderen beseffen waarom ze bepaalde zaken leren. Doelgerichtheid is hierbij een sleutelwoord.
    • Gezonde leerambitie, rijke ondersteuning en interactie
      Als team van een katholieke school gaan we uit van de ‘didactiek van de hoop’. Dit betekent dat we geloven in de groeimogelijkheden van elk kind. Daarom is het belangrijk ervoor te zorgen dat we al onze kinderen zeer goed kennen. We trekken dan ook voldoende tijd uit voor overleg met de ouders, het team, eventueel externe partners en ook de leerling zelf. We zijn er dan ook van overtuigd dat leerlingen eigenaars zijn van hun leren. Zeker de kinderen van de bovenbouw moedigen we aan om samen met de leerkracht hun leerpad te bepalen. (leervoorsprong, differentiatie, portfolio)
      Leren is een interactief en communicatief gebeuren. Een sterke interactie is dan ook nodig via vormen van groepswerk, partnerwerk en coöperatief samenwerken.
    • Benutten van ‘leer-kracht’ van leerlingen en leerkrachten
      We beseffen als school zeer goed dat de leerkracht er toe doet. Daarom investeren we voortdurend in professionalisering door ontwikkeling van eigen pedagogische kennis en didactische expertise. We proberen dit zoveel mogelijk in teamverband te doen, omdat we ervan overtuigd zijn dat dit de meeste impact heeft op de werking van de school. Daarnaast hebben leerlingen ook nood aan ontmoeting met inspirerende persoonlijkheden waar ze naar opkijken. (in kader van het jaarlijks project op schoolniveau nodigen we allerlei mensen uit afhankelijk van het thema: auteurs, kunstenaars, regisseurs,…)
    Werken aan de ontplooiing van ieder kind, vanuit een brede zorg.
    • Omgaan met verschillen tussen kinderen
    • Het creëren van gelijke onderwijskansen voor alle kinderen.
    • Aanpak afstemmen op de specifieke onderwijsbehoeften van kinderen.

    “Zorgbeleid” is een opdracht van het hele team!

    Voor onze kinderen proberen we niet het ideaalbeeld voor ogen te houden, wel het maximaalbeeld. Dit betekent dat wij bereid zijn om een inspanning te leveren om kinderen met leer- en ontwikkelingsvertraging en/of stoornissen of kinderen met een ontwikkelingsvoorsprong zo goed mogelijk op te vangen, te integreren en zo veel mogelijk onderwijs te bieden volgens hun noden. Dit in overleg met ouders, het kind in kwestie en het team.

    Werken aan de school als gemeenschap en als organisatie.

    De organisatie van onze school ondersteunt het realiseren van ons EOP. Het schoolbestuur organiseert het onderwijs in onze school en is meteen ook de eindverantwoordelijke. Het EOP trachten wij binnen onze eigen schoolcontext in concrete acties te vertalen.

    Op onze school kunnen en willen we samenwerken met :

    • ouders
    • plaatselijke gemeenschap
    • andere onderwijsondersteuners

  • Waarom geven wij huiswerk op onze school?
    1. Leren zelfstandig werken:
      We willen onze kinderen beetje bij beetje leren zelfstandig te werken. We maken in de klas hiervoor de nodige tijd vrij om hen te helpen bij het leren, hoe ze moeten studeren en hoe ze een taak kunnen aanpakken.
    2. Gewoontevorming
      We willen onze kinderen een gewoonte aanleren om ook thuis een beperkte tijd te werken voor school. Zo wordt er ook een brug gelegd tussen de school en de ouders.
    3. Verwerken en inoefenen
      we willen onze kinderen leerinhouden laten memoriseren, automatiseren of herhalen.
    4. Huiswerk geven we niet als uitbreiding van de leertijd of als controle op het kennen van een leerinhoud.

    Huiswerk omvat alle taken die een kind meekrijgt naar huis. Om er een idee van te krijgen wat we hiermee bedoelen, volgt hier een opsomming (die natuurlijk niet volledig is):

    • woordrijtjes en teksten hardop lezen
    • optellen en aftrekken automatiseren
    • maal- en deeltafels automatiseren
    • woordpakketten inoefenen
    • nieuwe leerstof Frans inoefenen
    • toetsen voorbereiden (wiskunde, WO, Frans, taal, …)
    • een voortaak voor een nieuw thema in WO maken (bv. een enquête afnemen, documentatie verzamelen, opzoekwerk verrichten, de actualiteit volgen, ...)
    • een taak via de computer (bijv. Scoodle, Bingel)
    • ...
    Wat verwachten wij van de ouders?

    (Vooraan in het agenda staan de afspraken telkens beschreven.)

    Hieronder vinden jullie alles nog eens op een rijtje. Na overleg met de lkr kan hiervan afgeweken worden.

    1 2 3 4 5 6
    Goede omstandigheden aanbieden waarin het huiswerk kan gemaakt worden x x x x x x
    Een positieve ingesteldheid ten aanzien van huiswerk x x x x x x
    Het kind aansporen om ermee te beginnen x x
    Met het kind de opdrachten in het agenda samen overlopen x x
    Toezicht houden tijdens het maken van het huiswerk x
    Meeluisteren als het kind hardop leest (indien nodig) x
    Controleren of het huiswerk gemaakt is x x x
    In geval van problemen met het huiswerk, leerkracht contacteren. Bijv. defecte computer,… x x x x x x
    Samen een weekplanning opstellen. Vooraf beslissen welke taak ze op welk moment gaan maken. x
    Handtekenen van het agenda (dagelijks/wekelijks) d d d w w w
    Opruimen van het huiswerk + helpen bij het maken van de boekentas x

    Jaarlijks zal er een huiswerkbevraging plaatsvinden bij het begin van de maand december. Zo krijgen we als leerkracht zicht op de zelfstandigheid en de huiswerktijd van elke leerling en kan dit besproken worden op het oudercontact.

    Wat verwachten wij van de leerling?

    (Vooraan in het agenda staan de afspraken voor de betreffende klas beschreven.)

    Met een kruisje duiden we de algemene afspraak aan. Indien nodig kan hiervan afgeweken worden.

    1 2 3 4 5 6
    Een goede plaats zoeken om het huiswerk te maken x x x x x x
    Een goed moment kiezen om het huiswerk te maken x x x x x x
    De opdrachten in het agenda lezen x x x x x x
    Huiswerk zelf verbeteren als er een correctiesleutel is x x x
    In het agenda aanduiden als een taak klaar is x x x
    Wanneer je de taak niet kan maken, een ouder verwittigen x x x x x x
    Ordelijk werken x x x x x x
    Een weekplanning maken x x x
    Het agenda laten handtekenen d d d w w w
    Opruimen van het huiswerk en maken van de boekentas x x x x x x
    De taak tijdig maken x x x x x x
    Wanneer je de taak heel moeilijk vond, een leerkracht verwittigen x x x x
    Een opmerking in het agenda laten lezen x x x x x x
    Nuttige afspraken:
    Wanneer geven wij huiswerk?
    1B + 2B + 3B Op MAANDAG wordt het weekschema meegegeven.
    Er staat telkens vermeld welke taken OP welke dag moeten gedaan worden.
    Er kan NIET echt VOORAF gewerkt worden.
    Het MATERIAAL dat nodig is, wordt DIE DAG mee naar huis genomen.
    4B + 5B + 6B Op VRIJDAG wordt het weekschema meegegeven.
    Er staat telkens vermeld welke taken TEGEN welke dag moeten gedaan worden. Er kan VOORAF gewerkt worden.
    Het MATERIAAL dat nodig is, wordt zoveel mogelijk op VRIJDAG meegegeven.
    De leerlingen maken een EIGEN PLANNING (in de klas of thuis).
    Wanneer het huiswerk niet gemaakt is:
    1B Huiswerk wordt gemaakt in de klas.
    2B + 3B Er verschijnt een rode pijl naar de volgende dag. Het huiswerk moet dan alsnog gemaakt worden. Gebeurt dat meermaals dan spreken we de ouders aan.
    4B + 5B + 6B Er verschijnt een rode pijl naar de volgende dag. Het huiswerk moet dan alsnog gemaakt worden. Bij voorbereidingen van toetsen is dit weinig zinvol, daarom zal bij een volgende voorbereiding extra moeten gewerkt worden. Gebeurt dat meermaals, dan spreken we de ouders aan.
    Eindtoetsen in juni:
    2B + 3B De eindtoetsen vinden plaats gedurende 1 week in juni. Er wordt geen planning van de eindtoetsen meegegeven naar huis. Het huiswerk kan soms wel i.f.v. een eindtoets zijn.
    4B + 5B + 6B De eindtoetsen vinden plaats gedurende 10 dagen in juni (omwille van de interdiocesane toetsen kan deze toetsenperiode in het 6de leerjaar iets langer zijn)
    Er wordt tijdig een planning van de eindtoetsen meegegeven naar huis.
  • Opsporen van een pestprobleem

    Screening welbevinden: Op onze school vindt er in oktober en februari een screening op vlak van welbevinden en betrokkenheid plaats. Elke leerling vult dan persoonlijk een blad in waarop kan gemeld worden of hij/zij gepest wordt. Er kan ook gemeld worden of andere kinderen uit de klas gepest worden.
    Kindcontacten: Na de screening vinden er individuele kindcontacten plaats. Op deze contacten kunnen pestproblemen besproken worden.
    Melden: Ook ouders kunnen een pestprobleem melden aan de leerkracht, zorgleerkracht, zorgcoördinator of directeur.

    AANPAK VAN EEN PESTPROBLEEM

    Gesprek met het gepeste kind: Na een melding volgt er zo snel mogelijk een gesprek met het gepeste kind. De ouders van het gepeste kind worden op de hoogte gebracht indien het kind dit wilt.
    Mogelijkheid tot observatie: Om een zicht te krijgen op de situatie kan het soms nodig zijn om het ‘pestprobleem’ korte tijd te observeren. Opgelet, dit mag niet te lang duren en is niet altijd noodzakelijk.
    Aanpak van het probleem via no-blame : Op onze school gaan we zoveel mogelijk gebruik maken van de no-blame methode om een pestprobleem aan te pakken.
    Opvolgen van het probleem: Het pestprobleem wordt nog een tijd verder opgevolgd. Bij de overgangsbespreking wordt een probleem van het afgelopen jaar ook besproken met de nieuwe klasleerkracht zodat deze het opgeloste probleem ook nog even kan opvolgen.
    Melden aan de ouders van de pester(s): Wanneer een pestprobleem werd aangepakt via de no-blame aanpak zullen ouders van de pester op de hoogte gebracht worden bij een volgend oudercontact. Dit zal enkel gebeuren wanneer het pestprobleem effectief is opgelost. Dus niet wanneer de no-blame aanpak nog bezig is.

    Preventie

    Op onze school gaan we ook preventief te werk om pestproblemen te vermijden.
    Lessen rond pesten: In oktober (voor de screening welbevinden) en februari (tijdens de week tegen pesten) wordt er in elke klas gewerkt rond pesten. In deze lessen wordt er ook aandacht besteed aan het verschil tussen pesten en plagen, tussen melden en klikken.

    Positief klasklimaat: Het hele jaar door geven we aandacht aan een positief klasklimaat door regelmatig te wisselen van plaats, van groepssamenstelling, … Vooral in september besteden we hier extra aandacht aan om nieuwe leerlingen op school een plaats te geven.

    No-blame-aanpak

    De no blame-aanpak steunt op het vergroten van empathie: Pesters hebben het moeilijk om zich in te leven in de gevoelens van anderen. Ze beseffen vaak niet wat de gevolgen van hun gedrag zijn voor de slachtoffers en zijn vaak geschokt wanneer ze ermee worden geconfronteerd.
    De gevoelens en niet de feiten staan centraal: Door de nadruk op het slechte gevoel van het slachtoffer en niet op de feiten te leg¬gen, voelen de pesters en de groep zich minder terechtgewezen en is de kans gro¬ter dat hun empathie wordt aangewakkerd.
    De klemtoon ligt op het probleemoplossende karakter: Wanneer je kinderen actief bij de aanpak betrekt, ontstaat er een sfeer die veel posi¬tiever is dan bij bestraffende methodes. Niemand wordt boos, niemand hoeft bang te zijn. Niet het negatieve gedrag maar wel de zoektocht naar een oplossing staat cen¬traal. Zodra kinderen zelf met voorstellen komen, kan je daar positief op reageren. Elke kleine stap vooruit is een goede stap. Kinderen zullen meestal trots zijn op wat ze als individu en als groep hebben bereikt.

    Hoe?

    STAP 1: een gesprek met het slachtoffer. Het slachtoffer geeft enkele namen van kinderen door die een steun kunnen zijn.
    STAP 2: een gesprek met de pesters en met de steungroep (zonder het slachtoffer). Er wordt verteld waarom de gepeste leerling zich slecht voelt en dat er hulp nodig is van de groep leerlingen die rond de tafel zit. Er wordt gewezen op een gedeelde verantwoordelijkheid. Elk lid moet een oplossing aanbieden. Deze wordt genoteerd in de IK-vorm.
    STAP 3: een individueel gesprek met het slachtoffer, met de pesters en met de leerlingen uit de steungroep om na te gaan of de oplossingen werken. Indien nodig vindt er een nieuw groepsgesprek plaats.

    Vanaf het derde leerjaar: De no-blame methode zal op onze school toegepast worden vanaf het 3de leerjaar.
    Het 1ste en 2de leerjaar zal gebruik maken van het basisidee van de no-blame methode maar nog niet echt de verschillende stappen volgen.
    Zoals eerder aangegeven is de empathie, het gevoel voor verantwoordelijkheid en de zelfreflectie bij jonge kinderen nog niet altijd voldoende ontwikkeld.

    Samenwerking met het CLB

    Indien nodig kan ook het CLB ingeschakeld worden.

  • Met ongewenst gedrag bedoelen we ‘gedrag dat het lesgeven in de klas verstoort of het lesgeven soms zelfs onmogelijk maakt’.
    Bij dit gedrag hanteren we de volgende stappen:

    • Stap 1: Leerkracht zegt duidelijk ‘stop’
    • Stap 2: Stopt de leerling niet, dan wordt de leerling verplicht om naar de time-in (binnen of buiten de klas) te gaan.
    • Stap 3: Doet de leerling dat niet, dan wordt een extra persoon ingeschakeld en volgt er een time-out.
    • Stap 4: Gaat de leerling niet vrijwillig mee, dan worden de ouders opgebeld.

    Wat is time-in/time-out?
    TIME-IN TIME-OUT
    De leerkracht bepaalt of de leerling bepaalt het zelf (= kiest voor time-in). De leerkracht bepaalt
    In de klas (aparte bank, meestal achteraan).
    In de gang (aan bank of tafel).
    Op de speelplaats (afkoelhoekje).
    Bij de directeur.
    Op het secretariaat.
    Bij de zorgcoördinator
    Kan verder werken aan de klasopdracht.
    Kan tot rust komen zonder iets te doen.
    Kan een rustgevende opdracht kiezen.
    Kan tot rust komen zonder iets te doen.
    Kan een rustgevende opdracht kiezen.
    De leerkracht bepaalt het einde van de time-in omdat het aansluiten bij de klasgroep niet op elk moment mogelijk is. De leerkracht bepaalt het einde omdat het aansluiten bij de klasgroep niet op elk moment mogelijk is.
    Onafgewerkte lessen worden om 15u of thuis afgewerkt. Onafgewerkte lessen worden om 15u of thuis afgewerkt.
    Ouders worden, indien nodig, op de hoogte gebracht. Ouders worden via mail op de hoogte gebracht.

  • Onze kinderen brengen heel wat tijd door op onze school. Daar zien we heel vaak mooi samenspel, enthousiaste kinderen die zich amuseren, vele blije gezichten. Wij zijn dan ook trots op onze kinderen.

    Maar soms loopt het al eens mis en zien we kinderen die agressief reageren als ze boos zijn. Wij verzetten ons met ALLE leerkrachten hiertegen.

    Al enige tijd gebruiken wij in de lagere school een lichtensysteem om agressief gedrag op school tegen te gaan.

    Wat betekent dit:

    Stap 1: Bij elk geval van agressief gedrag worden de betrokken kinderen onmiddellijk uit de situatie verwijderd zonder enige discussie.
    Stap 2: Daarna volgt er een gesprek met een leerkracht; tijdens dit gesprek gaan we op zoek naar andere manieren om een probleem aan te pakken. Zo leren kinderen dat bijv. (terug)slaan geen mogelijke oplossing is.
    Stap 3: De leerkracht zal een sticker in het agenda kleven waardoor ouders weten dat er die dag een moment van agressief gedrag was.

    • Oranje licht = 1ste geval van agressief gedrag
    • Rood licht = 2de geval van agressief gedrag op korte tijd

    Stap 4: Om 15u volgt er een taak tijdens de namiddagspeeltijd.
    Stap 5: Bij een rood licht nemen we contact op met de ouders om de agressieve momenten te bespreken en samen te zoeken naar mogelijke oplossingen.

    Wij geloven erin dat onze school een veilige plaats kan zijn voor iedereen.

  • FASE 0 = BREDE BASISZORG

    Optimale ontwikkelingskansen bieden:

    Onze leerkrachten geven alle kinderen optimale groeikansen door hen een krachtige leeromgeving aan te bieden. Een goede basisdidactiek is hierbij cruciaal en werkt preventief. M.a.w. de leerkracht doet ertoe!
    De brede basiszorg houdt eveneens in dat de klasleerkracht de kleuters helpt om verbanden te leggen. Niet door afzonderlijke lessen, maar een integratie van wat reeds eerder aangebracht werd, in een andere situatie aan elkaar te koppelen. Het aan elkaar koppelen en het vergelijken leert kleuters leren en is een meerwaarde voor zinvol onderwijs.

    Deze brede basiszorg omhelst ook doelgerichte initiatieven om kleuters die bedreigd zijn in hun leren en/of ontwikkeling te helpen.
    Wanneer we merken dat kinderen zich emotioneel niet optimaal voelen of dat het emotionele aspect anders verloopt dan bij de gemiddelde kleuter, gaan we een screening doen a.d.h.v. ”de roos” opgesteld door het CEGO (centrum van ervaringsgericht onderwijs.)en nemen we contact op met de ouders om op zoek te gaan naar eventuele onderliggende factoren die de emotionele toestand kunnen beïnvloeden. We trachten onze beeldvorming te verruimen door even stil te staan bij eventuele risicofactoren in de thuissituatie, in de school- en klasomgeving of factoren bij het kind zelf. Het verheldert en verrijkt de kijk op die bepaalde kleuters. We brengen enkel in kaart wat we effectief zien, horen of vaststellen. Er worden geen interpretaties of vermoedens gebruikt. Alleen duidelijk door ouders of leerkracht vast te stellen elementen komen aan bod. Samen met de ouders zoeken we dan uit hoe we de eventuele risicofactor kunnen verkleinen of laten verdwijnen. Oog en oor hebben voor wat ouders melden is hier een zeer belangrijk gegeven. De ouders zijn immers de ervaringsdeskundigen van hun eigen kind. We verwachten hierbij dan wel eerlijkheid en openheid van kleuterleidster en ouders.
    We willen hierbij eveneens duidelijk stellen dat risicofactoren GEEN oorzaken zijn. Het zijn situaties die probleempjes kunnen uitlokken of aanwakkeren.

    Er wordt aandacht besteed aan de veranderingen in thuissituaties van kleuters. Wanneer ons een verandering gemeld wordt of wanneer we zelf een verandering opmerken, trachten we verhalen en prentenboeken aan te reiken die het inlevingsvermogen van die bepaalde kleuter mogelijk maken. Indien we bij een bepaalde kleuter de nood opmerken om er dieper op in te gaan, wordt er een gesprek (klassikaal of individueel) aan gekoppeld. We trachten onze kleuters te laten ervaren dat ieder kind uniek is, ondanks zijn/haar probleempjes en dat iedereen aanvaard wordt.
    Ook willen we onze kleuters respectvol leren omgaan met elkaar, ongeacht hun culturele achtergrond. Dit doen we vooral tijdens kringgesprekken a.d.h.v. prentenboeken. De klasleerkracht speelt hier een belangrijke rol in door te laten zien dat ze ieder kind onvoorwaardelijk graag ziet. Dit doet ze door elk kind aan het woord te laten, het positief te stimuleren en lichamelijke affectie te geven in het zicht van de anderen.

    In de kleuterklassen wordt er vooral ‘spelend geleerd’.
    We brengen nieuwe leerstof in verschillende stappen aan. Indien nodig zetten we een stap terug voor alle of enkele kleuters. Om kleuterleidsters te helpen makkelijk een stap terug te zetten, werken we leerlijnen uit, die we concretiseren met mogelijke activiteiten per doelstelling.

    In onze school trachten we leerlijnen te respecteren en aan speciale overgangen specifieke aandacht te besteden.
    De kalenders, picto’s ter bevordering van zelfstandigheid,… zijn aangepast aan de gemaakte afspraken die gelden voor alle kleuterklassen.

    Differentiatie is een belangrijke sleutel om zorgbreed onderwijs te organiseren. De klemtoon ligt hierbij op het opvolgen van de ontwikkeling van het individuele kind via een kindvolgsysteem.
    We gaan met andere woorden na wat een kind kan en hoever het kan geraken. Dit betekent dat kinderen die nood hebben aan extra zorg deze ook krijgen, rekening houdend met de draagkracht van de school.
    Differentiatie is geen makkelijke opdracht. Het vergt veel teamoverleg, collegiale ondersteuning en kansen om dingen bij te leren.

    Differentiëren betekent leerstof/afspraken aanpassen (naar hoeveelheid, inhoud of tempo) zodat de kleuter deze beter kan verwerken. Dit kan ook betekenen dat de kleuter andere opdrachten aangeboden krijgt dan de medekleuters of/en dat andere afspraken gelden voor deze kleuter/leerling dan voor de rest van de klasgroep.

    Om goed te kunnen differentiëren is een optimale observatie belangrijk. Hiervoor gaan de klasleerkrachten meespelen in de hoeken zonder een begeleid aanbod te doen.
    Verder gaan ze eenmaal per week grondig observeren. Ze doen op dat moment een rijk aanbod, maar niet begeleid. Met rijk aanbod bedoelen we dat een op voorhand bepaald ontwikkelingsaspect in verschillende hoeken te observeren is. Vanuit deze observaties kunnen klasleerkrachten hun differentiatie aanpassen en bijsturen.

    Zorgoverleg
    Klasleerkracht en zorgleerkracht gaan op regelmatige, niet geplande en geplande tijdstippen in overleg over een kleuter naar aanleiding van verkregen info door ouders, een opvallende observatie, een bepaald gedrag en/of resultaat. De bedoeling van dit overleg is een brede beeldvorming van het kind te krijgen en samen op zoek te gaan naar activiteiten die aansluiten bij de naaste ontwikkeling van het kind. We streven heel veel succeservaringen na om de motivatie en betrokkenheid van iedere kleuter zo hoog mogelijk te brengen.
    De zorgcoördinator tracht de klasleerkrachten te coachen zodat ze door een brede bril leren kijken naar de kleuters. Niet de observatie op zich is belangrijk maar het gedrag achter de observatie. Wat wil de kleuter ons vertellen? Positief kijken en oplossingsgericht denken zijn hier belangrijke sleutelwoorden.

    Een positief klasklimaat:
    Er wordt door iedere kleuterleidster aandacht besteed aan een realistisch en positief zelfbeeld van de kleuters.
    In onze school mogen kinderen fouten maken en wordt er geen perfectionisme nagestreefd. Kinderen moeten het gevoel hebben dat ze mogen falen en dat ze naar school komen om te leren. Ze moeten nog niet alles kunnen. Er wordt wel van hen verwacht dat ze een inspanning leveren om iets opnieuw te proberen, ook wanneer het niet onmiddellijk lukt. In onze school telt het motto: leren door te proberen.
    Om een brede basiszorg te kunnen garanderen is veel aandacht voor de positieve ingesteldheid (zich emotioneel goed voelen)zeer belangrijk. Hierbij nemen we ouders en het kind in kwestie mee in het proces. (vaste, geplande oudercontacten maar ook situationele oudercontacten)
    Leerkrachten zijn de professionals maar ouders en kleuters zijn belangrijke partners. Door te praten met kinderen reiken zich vaak simpele oplossingen aan en het motiveert de kleuter om te veranderen. Hij voelt zich op deze manier aanvaard zoals hij is. Hij krijgt het gevoel dat de andere hem waardeert en hem wil helpen.
    In alle klassen gaan we grondig observeren naar het welbevinden van de kleuters.
    Wanneer er zich eigenaardig gedrag voordoet of als we merken dat er weinig kennisopname is, gaan we in gesprek met kleuters en ouders om te achterhalen of er al dan niet een emotionele hinderpaal in de weg staat. Een kind dat zich emotioneel niet goed voelt, komt immers weinig of niet tot leren. We trachten in overleg met ouders, klasleerkracht, zorgleerkracht en indien haalbaar, de betrokken kleuter een oplossing te zoeken om de hindernis te beperken.

    Ook informeren we tijdens de vaste oudercontacten (alle klassen)bij ouders hoe hun kind praat over en kijkt naar de school. Indien ouders melden dat het kind niet graag komt, zoeken we naar het waarom en gaat de zorgleerkracht in gesprek met de desbetreffende kleuter. Zo praten we niet enkel over de kleuters, maar betrekken we hen bij het proces.

    In 2de en 3de kleuterklas doen we in november een enquête naar het welbevinden (=zelfevaluatie) bij de kleuters d.m.v. een vragenlijst aangevuld door een individueel gesprekje met iedere kleuter. Het gesprekje gaat dieper in op wat de kleuters omcirkelden op hun blad. (Wat maakt dat het (niet) leuk is op school/in de klas en op de speelplaats.? Wat moet er veranderen omdat het wel leuk zou worden? Hoe komt het dat je liever maar met 1 vriendje speelt? Moet het steeds hetzelfde vriendje zijn of mogen de vriendjes wisselen?
    De zorgcoördinator neemt dit op zich en overloopt dan de verkregen gegevens met de klasleerkracht. Ze bekijken wat er al dan niet kan veranderd worden, zodat de desbetreffende kleuter zijn welbevinden in alle situaties kan stijgen. Hierbij rekening houdend met de afspraken die gelden op schoolniveau en de draagkracht van de klasleerkracht.

    Klasinterne hulp om zorgbreed te werken
    De klasleerkracht kan extra zorg vragen voor klasdifferentiatie.
    De zorgleerkracht kan op vraag van de leerkracht ondersteunen in de klas (co-teaching) of een aantal kleuters in een apart groepje nemen voor bepaalde onderwerpen. Ondanks dat het hier vaak gaat over kleuters die meer uitleg nodig hebben of een andere aanpak, proberen we toch zoveel mogelijk met heterogene groepen te werken. Kleuters leren immers veel van klasgenootjes.
    Begeleiding van kinderen door zorgleerkracht kan zijn naar aanleiding van een klein probleem in de klas, een opvallend gedrag, een minder goede toets, achterstand door ziekte, vaststellen van de beginsituatie van het kind of gewoon omdat we denken dat het kind baat heeft bij een meer geïndividualiseerde uitleg. De zorgleerkracht kan ook komen observeren, o.a. om leer- en/of gedragsproblemen mee te helpen opsporen, met als doel effectief iets te ondernemen. Alles moet steeds leiden tot een oplossingsgerichte aanpak. Zo kunnen leerlingen beter en sneller opgevolgd worden als ze vastzitten.

    Zorgplanning
    We trachten onze zorguren zo goed mogelijk te besteden en we proberen om de uren zo evenredig mogelijk te verdelen. Maar we willen ons niet vastankeren in een statisch gegeven. Daarom zoeken we schooljaar per schooljaar steeds naar de meest rendabele verdeling van de verkregen uren. Hiervoor bekijken we de klasgroep. Iedere kleuterleidster krijgt bij de start van het schooljaar een lesrooster, waar de zorgmomenten op vermeld staan. Soms gebeurt het dat er zorgmomenten omgewisseld worden door een bepaald voorval in een bepaalde klas. De wijziging is steeds in overleg met de betrokken leerkrachten en moet een meerwaarde hebben naar de kleuters om zorgbreed te werken.
    Tijdens sommige zorguren wordt er ook klas doorbrekend gewerkt om het leren van elkaar nog intensiever te kunnen toepassen. Dit gebeurt dan klasextern.

    Testen in 2ks en 3ks
    Testen worden steeds afgenomen door de zorgleerkracht-coördinator.
    Het resultaat van de testen geeft ons een beeld waar de kleuter staat in vergelijking met leeftijdsgenoten zonder beïnvloeding van de klasgroep. Voor ons is het echter niet de bedoeling om enkel naar het resultaat te kijken, maar ook hoe de kleuter omging met de test. Zijn werkhouding en welbevinden worden geobserveerd tijdens de testafname. Alvorens aan de test te beginnen, wordt er heel duidelijk tegen de kleuters gezegd dat de leerkracht wil weten welke spelletjes ze nog moet spelen om bepaalde zaken in te oefenen of welke moeilijkere zaken hij/zij kan aanbieden. De kleuters worden gerust gesteld door de melding dat ze fouten mogen maken. Ze moeten alleen goed luisteren, goed nadenken en proberen. Na de test wordt gevraagd aan de kleuter hoe hij/zij zich erbij voelde. Een foutenanalyse wordt gemaakt door de zorgcoördinator met als doel een duidelijk beeld te krijgen welke kleuters nog ondersteuning nodig hebben bij een bepaald item.
    We proberen eveneens de resultaten van de test, de observaties in de klas en de observaties tijdens de afname bij elkaar te brengen om van daaruit te kijken wat de onderwijsbehoeften zijn van deze kleuter op dit moment, in deze klasgroep en bij deze juf. De test is geen gegeven op zich maar is een puzzelstukje van de volledige klaswerking. We trachten de behoeften van de kleuters te benaderen vanuit hun sterke kanten en competenties.

    Overgangsbesprekingen:

    We bespreken hier de kleuters die tijdens het voorbije schooljaar speciale aandacht vergden op één of meerdere domeinen of kleuters waarover de huidige klasleerkracht en/of zorgleerkracht zich wat zorgen maakt.
    Hierbij worden relevante gegevens voor aanpak en/of stand van zaken, thuissituatie en gezondheid doorgegeven aan de leerkracht van de volgende klas. Er wordt doorgegeven hoe het kind in juni is en/of wat er de voorbije maanden reeds gedaan werd om het kind te helpen. Enkel dit is relevant voor de volgende leerkracht. De overgangsbespreking wordt voorbereid door de zorgcoördinator. De zorgcoördinator maakt eveneens een overzicht per klas van externe hulp die de kleuters krijgen en voegt dit bij het verslag van de overgangsbespreking.
    Er wordt aandacht besteed aan het behouden van een positief beeld van het kind. De volgende leerkracht moet kunnen uitkijken naar de komst van de kleuter in de klas en er niet tegenop kijken door het negatieve dat al verteld werd.
    Verslagen van overgangsbesprekingen worden digitaal bezorgd aan de leerkracht van de volgende klas, de directie en de zorgcoördinator.

    FASE 1 = VERHOOGDE ZORG

    Wekelijks overleg met het zorgteam

    Ondanks de brede basiszorg kan het toch zijn dat het met een kind niet zo goed lukt.
    Een grote taak rust hier op de schouders van de leerkracht. Van de leerkracht wordt verwacht dat zij/hij alle kinderen grondig observeert en evalueert.
    Tevens verwachten we van deze leerkracht dat hij/zij ‘open staat’ voor de problemen van een kind en dat alle inspanningen worden geleverd die binnen hun mogelijkheden liggen.
    Dit houdt in :

    • Melden van een probleem bij de zorgcoördinator. Bespreken binnen team en met ouders.
    • Met hulp van zorgcoördinator en collega’s informatie inwinnen. Eventueel door gerichte observaties door klasleerkracht of zorgleerkracht.
    • Met hulp van zorgcoördinator doelstellingen binnen een handelingsplan bepalen.
    • Evalueren: bekijken of de genomen acties het verwachte resultaat opleveren of niet.
    • Bijsturen: eventueel moet het handelingsplan bijgestuurd worden.

    Op het overleg met het zorgteam bespreken we een kleuter en wordt er voor de besproken kleuter een individueel handelingsplan (IHP)opgesteld. De verslaggeving van dit gesprek gebeurd door de directie.
    Het zorgteam vindt wekelijks plaats.
    Alle kleuterleidsters en directie nemen delen aan dit gesprek. Er wordt van iedereen een actieve deelname verwacht wat betreft het mee zoeken naar de meest geschikte aanpak voor die bepaalde kleuter.

    Filtergesprekken

    2 maal per schooljaar organiseren we een filtergesprek. Hierop brengt de klasleerkracht verslag uit van kinderen waarover ze zich op een of andere manier zorgen maakt. Het gaat hier zowel over de algemene ontwikkeling, de thuissituatie, medische toestand van de kleuter, spelgedrag en de sociaal emotionele toestand van de kleuter. Iedere kleuter die op een of andere manier zorgwekkend gedrag vertoont, moet aan bod komen. (extraverte kleuters maar ook de aanwezige afwezige kleuters die steeds heel stil en braaf zijn.) De klasleerkracht baseert zich hier op klasobservaties en op resultaten van de afgenomen testen(enkel voor 2ks en 3ks). Samen stellen we dan een zorgplan op. Onder zorgplan verstaan we: ”Hoe kunnen we dit kind, in deze situatie, binnen deze klasgroep, met deze juf en op dit moment zo goed mogelijk begeleiden om de kleuter toch nog optimale ontwikkelingskansen aan te reiken?”
    Het zorgplan kan er uit bestaan dat de onderwijsomgeving voor deze kleuter wat aangepast wordt.
    Wat heeft deze kleuter nodig om verder te kunnen ontwikkelen? Sticordi-maatregelen worden ingevoerd. (sticordi: stimulerende, compenserende, remediërende, differentiërende)
    De besproken kleuters blijven wel het gemeenschappelijk curriculum volgen.
    Op het gesprek zijn de directie, de zorgcoördinator en de klasleerkracht aanwezig. De zorgcoördinator maakt een verslag van het gesprek en tracht de afgesproken items op te volgen. Dit opvolgen gebeurt door te informeren, te evalueren en eventueel het bijsturen van de afgesproken acties.

    Verhoogde zorg binnen de klas

    Tijdens een filtergesprek of tijdens het zorgteam wordt er voor één of meerdere zorgenkinderen een handelingsplan opgesteld. M.a.w. hoe kunnen we verhoogde zorg binnen de klas aanbieden? Hierbij denken we aan: individuele instructie, picto’s, aangepast aanbod, beloningskaart, …
    Een zorggroepje of individuele zorg wordt begeleid door de zorgleerkracht en kan taal, motoriek, denkontwikkeling, … omvatten. In het zorggroepje(dat wisselt van kinderen) wordt vaak een stap terug gezet en wordt er vertrokken vanuit de lichamelijke beleving.
    Wat betreft gedrag en werkhouding kan er aan de zorgenkinderen iets aangereikt of opgestart worden door de zorgleerkracht, maar inoefening zal dan verder door de klasleerkracht verder gebeuren met tips in aanpak van de zorgleerkracht. Dit omdat continuïteit hier een heel belangrijke factor is.

    Opvolging van onregelmatige aanwezigheden

    Wanneer we opmerken dat een kleuter onregelmatig aanwezig is, gaat de zorgcoördinator in gesprek met de ouders. Ze informeert naar de eventuele oorzaak en of er zich, al dan niet, een probleem stelt om de kleuter op regelmatige basis naar school te brengen.
    De zorgcoördinator benadrukt het belang van een regelmatige aanwezigheid, in functie van optimale en doorlopende ontwikkelingsmogelijkheden van de kleuter.
    Indien het niet haalbaar is om de ouders aan te spreken tracht de zorgcoördinator hen telefonisch te bereiken. Indien men de ouders ook op deze manier niet te pakken krijgt, wordt een brief meegegeven waarin het belang van aanwezigheid benadrukt wordt.

    FASE 2 = UITGEBREIDE ZORG

    Bespreking op MDO

    Als blijkt dat de maatregelen die men voor kleuters in fase 1 genomen heeft en als blijkt dat de schoolinterne expertise ontoereikend is, worden deze kleuters besproken op het MDO (= multi disciplinair overleg). We gaan de noden van de kleuter bespreken met mensen van het CLB. Er wordt besproken welke stappen er verder kunnen worden gezet met het oog op een positieve evolutie in de ontwikkeling of gedrag.
    Dit betekent niet dat we de maatregelen uit fase 1 overboord gooien. Deze blijven gewoon gelden.
    We gaan ons nog meer richten op de specifieke onderwijsnoden van het kind waarvoor de verhoogde zorg nog onvoldoende is.
    De klasleerkracht signaleert in welke mate de eerder geboden zorg ontoereikend is om de kleuter verder te brengen in zijn ontwikkeling. Ook ouders kunnen, vanuit hun rol als ervaringsdeskundige van hun kind, problemen melden. De hulpvraag wordt dan op het MDO geanalyseerd.

    Het CLB kan advies geven over het verfijnen, verdiepen of uitbreiden van differentiatie in functie van de problematiek van de individuele kleuter.

    Begeleiding door CLB: testen, gesprekken met ouders en kind, school ondersteunen, …
    Externe ondersteuning door logo, kine, revalidatiecentrum, ondersteuningsnetwerk …
    De gemaakte afspraken tijdens MDO’s worden opgevolgd via zorgoverleg tussen leerkrachten en zorg coördinator en tijdens oudercontacten.
    Zittenblijven vinden we geen goede oplossing en proberen we te vermijden. Een kleuter ontwikkelt immers op zijn eigen tempo en moet daarvoor de tijd krijgen. Enkel in zeer extreme gevallen, overwegen we deze stap. Het gebeurt steeds in samenspraak met CLB en ouders.

    FASE 3 = OVERSTAP NAAR SCHOOL OP MAAT

    Onze school zal, na rijp beraad op het MDO, een kind doorverwijzen naar een andere school of naar het buitengewoon onderwijs als

    • alle haalbare middelen door de klasleerkracht uitgeprobeerd zijn. Dit betekent dat individuele, aan het kind aangepaste handelingsplannen geen soelaas brengen.
    • het kind zich niet blijft ontwikkelen en leerwinst maken binnen het voorziene doelenpakket;
    • het welbevinden van het kind en/of schoolteam verloren dreigt te gaan;
    • door het kind de klassituatie niet werkbaar blijft, omdat er tekort wordt gedaan aan de andere leerlingen die ook ondersteuning nodig hebben;
    • de ondersteuning van externen ontoereikend blijkt te zijn;
    • de infrastructuur niet aangepast is/of kan worden aan de specifieke noden van het kind.

    Dit doorverwijzen ziet onze school niet als een falen van haar zorgbeleid, wel als een middel binnen haar zorgbeleid.
    Respect hebben voor elk kind houdt ook in dat we tijdig zeggen dat het voor ons als leerkracht en als school niet meer mogelijk is om het kind optimale ontwikkelingskansen te bieden.
    Doorverwijzen kan voor sommige kinderen de beste oplossing zijn om tot maximale ontplooiing te komen en wij nemen als school de verantwoordelijkheid om deze beslissing doordacht, tijdig en in overleg te nemen.

    Daar zulke beslissingen vaak zwaar vallen bij ouders, trachten we zeer attent vol om te gaan met hun gevoelens.
    Buitengewoon onderwijs is vaak nog erg onbekend door onze ouders. Daarom begeleiden we de ouders in het proces door ruim te tijd te nemen voor gesprekken en vragen. We zijn eveneens bereid om samen met hen te gaan kijken in een school die voldoet aan de onderwijsbehoeften van het kind.
    We begeleiden ouders in het proces maar laten de keuze, indien de draagkracht van de school niet overschreden wordt, aan hen. We bekijken samen met hen een aantal mogelijkheden en overlopen zowel voor-en nadelen. We trachten hierin een eerlijke, open communicatie te houden. Weliswaar steeds met de ontwikkeling en het welbevinden van het kind voor ogen.

    Het kind moet steeds centraal blijven staan.

  • Werken aan de brede basiszorg (fase o)
    Krachtige leeromgeving

    Positief klimaat

    Op onze school bieden we onze leerlingen een positief, veilig en rijk klimaat. We creëren dit positief klimaat via PBS (Positive Behavior Support). Klasregels en schoolregels worden zoveel mogelijk positief geformuleerd. De opvolging gebeurt ook op een positieve manier. Belonen wat goed gaat is hierin belangrijk.
    Bij het begin van het schooljaar worden er klasactiviteiten georganiseerd om een positief klasklimaat te creëren. Er wordt vaak van plaats gewisseld zodat leerlingen steeds in contact komen met elkaar.

    Betekenisvol leren

    Op onze school werken we vaak methodegebonden. We merken dat de meeste methodes overvol zitten. Vanuit de leerplannen en vanuit overleg selecteren we in het verloop van onze lessen en in de bijhorende oefeningen.
    We proberen kinderen bij het begin van de les bewust te maken van het doel van de les. We proberen kinderen zoveel mogelijk kapstokken te bieden om het doel te kunnen bereiken.

    Interactie

    Op onze school leren kinderen regelmatig via een coöperatieve werkvorm. Groepswerk bij WO, POD, tutorlezen, contractwerk, hoekenwerk, routeplanner bevorderen het leren van elkaar en het leren samenwerken.
    Via hospiteren kunnen leerkrachten ervaringen opdoen bij elkaar.
    Naar de toekomst toe willen we onze leerlingen ook meer helpen bij het hanteren van conflicten. Hiervoor zal een nieuw conflictbeleid uitgewerkt worden.

    De leerkracht doet ertoe

    Op onze school heeft elke leerkracht een belangrijke rol binnen het zorgteam. De turnleerkracht en zorgleerkrachten worden via een apart overleg betrokken bij de zorginterventies.
    Op onze school zijn leerkrachten positief ingesteld. Zowel naar de leerlingen toe als naar het zorgbeleid. Hierdoor is er de afgelopen jaren al heel wat aangepakt op schoolniveau, klasniveau en leerlingniveau.

    Afstemmen op de behoeften van de leerling

    Breed kijken en opvolgen

    Op onze school kijken wij naar alle talenten van onze leerlingen (via meervoudige intelligtentie, talentenarchipel, routeplanner,…). Wij geloven erg in de groei van onze leerlingen. Hierbij willen wij hen de juiste bril geven om naar de wereld te kijken. Wij geloven immers in een growth mindset i.p.v. een fixed mindset. Wij geloven in de groei van iedere leerling.

    Evalueren

    Op onze school evalueren wij onze leerlingen om een zicht te krijgen op hun evolutie en hun functioneren. Dit gebeurt m.b.v.

    • LVS-toetsen: De resultaten van deze toetsen worden besproken op het zorgteam van oktober en februari. Hieraan worden onmiddellijk acties op klasniveau, groepsniveau en/of leerlingniveau gekoppeld.
    • Methodegebonden toetsen: Wanneer een toets op klasniveau slecht scoort, wordt de leerstof klassikaal hernomen en wordt een gelijkaardige toets opnieuw aangeboden. Beide toetsen worden gerapporteerd. M.b.v. foutenanalyses kunnen toetsen ook individueel of voor een bepaalde groep geremedieerd worden.
    • Interdiocesane toetsen: De resultaten van deze toetsen kunnen gebruikt worden om een bepaald onderdeel op schoolniveau aan te pakken. Bijv. begrijpend lezen, metend rekenen, …
    • Salto-toets: deze toets test de taalvaardigheid van de nieuwe instromers in het lager onderwijs. Indien nodig wordt er een individueel handelingsplan of groepshandelingsplan opgesteld.
    • Portfolio: voor bepaalde onderdelen (bijv. Frans) worden portfolio’s opgesteld die een zicht geven op het totaalbeeld.
    • Procesevaluatie: voor bepaalde onderdelen (bijv. leervoorsprong voor wiskunde, technisch lezen) wordt vooral de aanpak sterk beoordeeld via een schriftelijke motivering.
    • Vaardigheden: voor vaardigheden (o.a. muzische vorming) is er vooral een procesgerichte evaluatie

    Rapporteren

    Bovenstaande evaluaties worden op onze school bijna altijd aan de ouders gerapporteerd. Dit kan via het schriftelijk rapport en via oudercontacten.
    Bij de rapportering gaan wij vooral de evolutie van het kind bekijken. Er wordt dan ook geen mediaan of gemiddelde aan de ouders gegeven.
    In het 1ste leerjaar gebeurt de beoordeling a.d.h.v. Zeer Goed / Goed / Moet Beter
    Vanaf het 2de leerjaar worden er ook cijfers gebruikt.
    Indien nodig wordt dit aangevuld met een beoordelingszin.

    Leerlingendossier

    Op onze school is er een papieren leerlingendossier. Per schooljaar wordt er een samenvatting gemaakt van de totale ontwikkeling van de leerling. Alles wat besproken werd op een zorgoverleg staat erin. Deze samenvatting vormt een onderdeel van de overgangsbespreking.
    Met alle schriftelijke gegevens uit het leerlingendossier wordt met de nodige discretie omgegaan.
    Via de BaSO-fiche worden onze leerlingengegevens (inclusief sterktes en zwaktes) doorgegeven aan het secundair onderwijs.

    Differentiatie

    We leggen op school de lat hoog voor iedereen. Door het toepassen van binnenklasdifferentiatie kunnen leerlingen met een (gedeeltelijke) voorsprong vervroegd aan het werk (zie leervoorsprong). Zij volgen niet altijd de gehele instructie mee. Hierdoor komt er meer ruimte vrij voor een kleinere groep leerlingen die wel verlengde instructie nodig heeft.

    Voorbeeld van ons differentiatiemodel:

    Groep A Groep B/C Groep D/E
    Gezamenlijke start van de les
    Geen instructie of instructie op papier
    Zelfstandige verwerking o.l.v. (zorg)leerkracht (Beperkte) instructie o.l.v. (klas)leerkracht Instructie o.l.v. (klas)leerkracht
    Verrijkend materiaal Zelfstandige verwerking o.l.v. (zorg)leerkracht Verlengde instructie o.l.v. (klas)leerkracht
    Verrijkend materiaal Zelfstandige verwerking o.l.v. (klas)leerkracht en/of (zorg)leerkracht
    Gezamenlijke afsluiting

    Het is niet de bedoeling dat één leerkracht verantwoordelijk is voor de klas en de andere leerkracht als hulpje fungeert.

    Wanneer er geen zorgleerkracht in de klas is, wordt er zoveel mogelijk gestreefd naar het toepassen van dit differentiatiemodel; maar dit is niet altijd haalbaar in een klas van 26 leerlingen.

    Op onze school zijn de klasgroepen groot (26 leerlingen). Voor bepaalde vakonderdelen wordt de klasgroep opgesplitst in 2 groepen. Bijv. metend rekenen, muzische vorming, POD, … De keuze van de vakonderdelen gebeurt in overleg met de klasleerkachten op het einde van het schooljaar. Zij geven aan voor welke vakonderdelen ze externe hulp willen. Altijd rekening houdend met onze zorgvisie.
    Bij deze externe differentiatie wordt er steeds gebruik gemaakt van een heterogene groepssamenstelling. Enkel in overleg met de zorgcoördinator kan een homogene groepssamenstelling tijdelijk plaatsvinden. Bijv. bij het hernemen of inoefenen van leerstof. Omwille van het stigmatiserend effect springen we hier voorzichtig mee om.

    Op onze school wordt er ook op een gedifferentieerde manier huiswerk gegeven (zie ‘Ons huiswerkbeleid’). Hierbij kan het gaan over taakdifferentiatie, tempodifferentiatie, keuzedifferentiatie, ed.

    Betrokkenheid: samen school maken

    Overleg met de leerlingen

    Op onze school wordt er steeds gecommuniceerd met de leerlingen. Meestal gebeurt dit spontaan maar minstens 1x per schooljaar (in het 1ste trimester) vindt er een speciaal kindercontact plaats. Tijdens dit gepland gesprek wordt het welbevinden en de betrokkenheid van al onze leerlingen besproken. Indien nodig wordt dit herhaald.

    Betrokkenheid van de ouders

    Op onze school proberen wij ouders zoveel mogelijk te betrekken bij ons zorgbeleid. De communicatie gebeurt zowel schriftelijk (via brief, mail, …) als mondeling. Deze laatste gebeurt via informele gesprekken (voor of na schooltijd) en via formele gesprekken (klasweetjesavond, oudercontacten,…).
    In december bevragen wij ook de ouders i.f.v. ons huiswerkbeleid.
    Via de website van de school kunnen ouders zicht krijgen op de nieuw uitgewerkte zorgprioriteiten (bijv. pestbeleid, huiswerkbeleid,…)
    Via ouderavonden (bijv. pestbeleid, voorlezen,…) worden er theoretische en praktische info gegeven rond een bepaald zorgaspect.

    Overleg over leerlingen

    Op het einde van het schooljaar worden er overgangsbesprekingen georganiseerd. Klasleerkrachten geven dan een beknopte samenvatting van het leerlingendossier door (waarbij we het stigmatiserend effect proberen te vermijden). Er wordt ook een overzicht gemaakt van alle externe hulp die leerlingen uit hun klas krijgen en er wordt info gegeven over de verschillende niveaugroepen.
    Op onze school is er een vlotte samenwerking met het CLB. Tweemaandelijks komen de CLB-medewerkers naar de school om ons te ondersteunen bij ons zorgbeleid.

    Werken aan specifieke onderwijsbehoeften - verhoogde zorg (fase 1)
    Krachtige leeromgeving

    Op onze school wordt er ook in deze fase gestreefd naar een positief klasklimaat. Wanneer een leerling zich niet goed voelt binnen de school omwille van pestgedrag, starten wij met de steungroepmethode (No Blame). Hierbij worden de pesters niet gestraft maar wordt er wel op een constructieve manier ingegrepen.
    Wanneer de klassfeer minder positief verloopt wordt er tijd vrij gemaakt om dit probleem aan te pakken. Bijv. met een klaswaardenmeter, kikker-be-cool, …

    Afstemmen op de behoeften van de leerling

    Observeren en analyseren van onderwijsbehoeften

    Op onze school kijken we wat onze leerling in deze fase nodig heeft op vlak van

    • instructie: bijv. verlengde instructie met concreet materiaal
    • opdrachten, taken, materialen: bijv. schrijfschema, rekenmachine, ‘zuinig’ invullen
    • leeromgeving of werkvorm: bijv. sterk rekenwerk, apart leertraject, daglijn
    • feedback: bijv. op gewenst gedrag, blokjes op de bank
    • klasgenoten: bijv. die accepteren dat iemand ‘anders’ is
    • leerkracht: bijv. veranderingen tijdig aankondigen
    • ouders: bijv. ondersteuning bij ralfilezen

    In deze fase is het belangrijkste niet te weten wat de leerling heeft maar wel wat hij nodig heeft.

    De leerkracht handelt, ondersteund door het zorgteam

    Op onze school worden de behoeften van de leerlingen besproken op het zorgoverleg. Deze staan beschreven in een uitgebreid verslag van elk zorgoverleg. Alle interventies worden verdeeld onder de leden van het zorgteam en staan vermeld in een to-do lijst.

    Evalueren en rapporteren

    Op onze school worden tijdens het zorgoverleg vaak interventies op leerlingniveau, groepsniveau of klasniveau opgestart (bijv. ralfilezen, automatiseren,…). Na enkele maanden intensieve inoefening vinden er opnieuw evaluaties plaats om zicht te krijgen op het effect van deze inspanning.
    De resultaten van deze inspanningen worden medegedeeld aan de ouders via het rapport en/of het oudercontact.

    Leerlingendossier

    Op onze school worden onderzoeksverslagen, testresultaten van logopedie, onderzoekcentra, … per zorgleerling bewaard in een apart mapje. Deze blijven steeds in het zoco-lokaal. Indien nodig kunnen deze gegevens met de betrokkenen besproken worden.

    Differentiatie

    Op onze school wordt zowel in de klas als bij het huiswerk sterk gedifferentieerd Zowel naar boven als naar onder toe. Alles hangt af van de behoeften van het kind. Ouders worden op de hoogte gebracht wanneer er een aparte interventie plaatsvindt. Bijv. tijdelijk ander huiswerk om het automatiseren op gang te brengen, ralfilezen, doortesten, …

    Betrokkenheid: samen school maken

    Overleg met leerlingen

    Op onze school worden gesprekken met kinderen gehouden met de klasleerkracht, zorgleerkracht of zoco. Alles hangt af van de betrokkenheid van en het vertrouwen in de bepaalde leerkracht.

    Overleg met en over leerlingen

    Het zorgteam waarbij directie aanwezig is, duurt 2 uur per klas. Deze tijd gebruiken we om interventies op leerlingniveau, groepsniveau en/of klasniveau op te starten. We gebruiken telkens de sterktes en zwaktes van de betrokkenen.

    Betrokkenheid van de ouders

    Op onze school proberen wij ook in deze fase de ouders zoveel mogelijk te informeren over onze interventies. Ofwel bij de start (bijv. ralfilezen) ofwel achteraf (bijv. doortesten, no blame aanpak, …).

    Overleg met het leerkrachtenteam

    Op onze school wordt er, indien nodig, op een personeelsvergadering tijd vrijgemaakt om interventies te bespreken. Zo krijgen alle leerkrachten zicht op de aanpak van een bepaalde leerling, bepaald probleem, … bijv. aparte speelgoedbak voor een leerling, pestprobleem, …

    Werken aan specifieke onderwijsbehoeften – uitbreiding van zorg (fase 2)
    Krachtige leeromgeving

    Op onze school wordt op het MDO samen met het CLB gezocht naar mogelijkheden om de leeromgeving krachtiger, intensiever en gerichter te maken.

    Afstemmen op de behoeften van de leerling

    Op onze school worden de redelijke aanpassingen geformuleerd in een individueel handelingsplan. Via sticordi-maatregelen worden deze aan de leerlingen en de ouders duidelijk (concreet) gemaakt. Hierbij is een diagnose niet altijd noodzakelijk.

    Betrokkenheid: samen school maken

    Overleg met en over leerlingen

    Op onze school worden leerlingen met sticordimaatregelen bij het begin van elk schooljaar uitgenodigd voor een gesprek. Ook de ouders en de leerkracht worden uitgenodigd. Pas dan worden de sticordimaatregelen ondertekend.

    MDO

    Op onze school wordt tijdens het MDO ( = multidisciplinair overleg) een individueel handelingsplan opgesteld. Dit wordt voorbereid door de klasleerkracht en de zoco. (zie schema handelingsgericht werken). Na het MDO volgt er verduidelijking naar de ouders toe.

    Externe hulp

    Op onze school wordt samengewerkt met logopedisten, kinesisten, psychologen, onderzoekscentra, revalidatiecentra, CLB, … om relevante testgegevens te bekomen. Dit gebeurt via formeel en informeel overleg of via mail.

    Ondersteuningsnetwerk

    Leerlingen die meer nodig hebben dan basiszorg of verhoogde zorg, kunnen voortaan zorg krijgen in de klas via een regionaal ondersteuningsnetwerk. Sinds de invoering van het M-decreet volgen er immers meer leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften les in het gewoon onderwijs.
    Per leerling wordt bekeken welke zorg nodig is en hoelang. Die zorg hangt vooral af van de behoeften van de leerling: wat heeft dit kind nodig om te leren? De school, het CLB en de ouders bepalen samen of een leerling en zijn leraar meer ondersteuning nodig hebben en welke. Het medisch attest verliest aan belang.
    De begeleiding kan verschillende vormen aannemen: teamondersteuning voor leraren, een aantal uren hulp voor het kind zelf, aanmaak van specifiek lesmateriaal, ondersteuning van de ouders.

    Doorstroming en oriëntering

    Op onze school wordt een ononderbroken leerproces nagestreefd. Hierdoor kan het zijn dat we bepaalde keuzes maken tijdens de schoolloopbaan:

    • Zittenblijven: In uitzonderlijke gevallen kan zittenblijven in een lagere klas plaatsvinden. We merken echter dat het effect hiervan vaak maar tijdelijk is, terwijl de impact op de persoonlijkheid vrij hoog is. In overleg met het CLB, de ouders, de leerkrachten, de leerling kan toch tot deze beslissing overgegaan worden. Uit onderzoek blijkt dat onze school hier heel voorzichtig mee omspringt.
    • Bij anderstalige nieuwkomers richten we ons het eerste jaar vooral op de taalontwikkeling. Als blijkt dat er onvoldoende leerdoelen bereikt zijn om in het volgende leerjaar te starten, kan zittenblijven aangeraden worden.
    • Vervroegd naar 1B: Doordat we zittenblijven niet vaak doorvoeren, kunnen we onze leerlingen dan ook maar zelden vervroegd doorsturen naar het 1B-jaar. Toch hebben we in ons recent verleden al leerlingen (vaak instromers die in hun vorige school gedubbeld hebben) vervroegd doorgestuurd naar het 1B-jaar. Met succes.
    • Schoolloopbaanversnelling: Wanneer een leerling op alle vlakken een duidelijke leervoorsprong heeft en hierbij moeilijkheden binnen de klasgroep ondervindt, kan een versnelling plaatsvinden. Hiervoor is voldoende vooronderzoek (zie map versnellen) nodig. We merken echter dat we door onze sterke binnenklasdifferentiatie hier steeds minder nood aan hebben.
    Werken aan specifieke onderwijsbehoeften – overstap naar school op maat (fase 3)

    Onze school zal, na uitgebreid overleg op het MDO, een kind doorverwijzen naar een andere school of naar het buitengewoon onderwijs als

    • alle haalbare middelen door de klasleerkracht uitgeprobeerd zijn. Dit betekent dat individuele, aan het kind aangepaste handelingsplannen geen soelaas brengen.
    • het kind zich niet blijft ontwikkelen binnen het voorziene doelenpakket;
    • het welbevinden van het kind en/of schoolteam verloren dreigt te gaan;
    • door het kind de klassituatie niet werkbaar blijft, omdat er tekort wordt gedaan aan de andere leerlingen die ook ondersteuning nodig hebben;
    • de ondersteuning van externen ontoereikend blijkt te zijn;
    • de infrastructuur niet aangepast is/of kan worden aan de specifieke noden van het kind.

    Dit doorverwijzen ziet onze school niet als een falen van haar zorgbeleid, wel als een middel binnen haar zorgbeleid.
    Respect hebben voor elk kind houdt ook in dat we tijdig zeggen dat het voor ons als leerkracht en als school niet meer mogelijk is om het kind optimale ontwikkelingskansen te bieden.
    Doorverwijzen is voor sommige kinderen de beste oplossing om hen tot maximale ontplooiing te laten komen en wij nemen als school de verantwoordelijkheid om deze beslissing doordacht, tijdig en in overleg te nemen.

    Daar zulke beslissingen vaak zwaar vallen bij ouders, trachten we zeer attent om te gaan met hun gevoelens.

    • ouders tijd geven om dit te verwerken
    • overweging tijdig melden

    Buitengewoon onderwijs is vaak nog erg onbekend door onze ouders. Daarom begeleiden we de ouders in het proces door ruim te tijd te nemen voor gesprekken en vragen. We zijn eveneens bereid om samen met hen te gaan kijken in een school die voldoet aan de onderwijsbehoeften van het kind.
    We begeleiden ouders in het proces maar laten de keuze, indien de draagkracht van de school niet overschreden wordt, aan hen. We bekijken samen met hen een aantal mogelijkheden en overlopen zowel voor-en nadelen. We trachten hierin een eerlijke, open communicatie te houden. Weliswaar steeds met de ontwikkeling en het welbevinden van het kind voor ogen.

    Het kind moet steeds centraal blijven staan.